Toezicht op informeel onderwijs: nu ook in de kerk?

2 juni 2023
Minister Wiersma wil, buiten het reguliere onderwijs om, ook toezicht op het informele onderwijs. Komt de overheid hiermee achter kerkmuren?

Op 24 mei 2023 heeft minister Wiersma in een brief aan de Tweede Kamer zijn ideeën voor toezicht op informeel onderwijs bekendgemaakt. Lees hierover ook dit opinieartikel in het Reformatorisch Dagblad.

Haat, geweld en discriminatie

De minister wil maatregelen treffen tegen risico’s van ‘anti-integratief, antidemocratisch of antirechtstatelijk opereren’ in het ‘informeel onderwijs’. Bij informeel onderwijs gaat het om georganiseerde vormen van scholing of onderricht zoals in kerkelijke en religieuze instellingen veel gebeurt, los van het formele schoolonderwijs.

Concreet denkt de minister aan een verbod om aan kinderen in de leeftijd van 4 t/m 17 jaar onderwijs te geven of te doen geven dat aanzet tot haat, geweld of discriminatie. Het aanzetten tot haat of discriminatie is al strafbaar, maar dit verbod strekt zich ook uit tot niet-openbare uitingen.

Ruime toepassing

Dit verbod kent een ruim toepassingsbereik: het is in principe van toepassing op al het onderwijs, buiten het leerplichtig onderwijs om. De opvoeding door ouders van hun eigen kinderen is uitgezonderd, maar verder vallen dus alle, enigszins georganiseerde en planmatige vormen van onderwijs hieronder.

Inhoudelijk blijft het toegestaan om in het informeel onderwijs te bepleiten dat de overtuiging van anderen ‘fout’ is en dat contact met de daaruit voortvloeiende levenswijze moet worden vermeden.

Niet alleen islamitisch onderwijs

Enerzijds is duidelijk dat de aanleiding ligt in zorgen over enkele salafistische organisaties. Tegelijk valt op dat de minister in de brief zijn best doet om niet de indruk te wekken dat het alleen om islamitisch informeel onderwijs kan gaan, maar bijvoorbeeld ook om onderwijs dat juist minachtend doet over islamitische medeburgers.

Het toezicht moet dan signaalgestuurd zijn en worden uitgevoerd door de Onderwijsinspectie. Daarvoor komen dan de nodige toezichtsbevoegdheden, en verplichtingen tot medewerking. De minister krijgt de bevoegdheid om zo nodig aan informele onderwijsinstanties een aanwijzing te geven wanneer de Inspectie een overtreding vaststelt.

Blijft er ruimte voor onze opvattingen?

Duidelijk is dat dit voorgestelde wetsvoorstel qua reikwijdte ook onze kerkelijke catechisaties en jongerenavonden zou raken. Nu willen we binnen de VBSO-achterban geen onderwijs geven dat aanzet tot haat of discriminatie, maar tegelijk is duidelijk dat we heel andere opvattingen hebben over mens en samenleving dan bijvoorbeeld VVD of D66. De wetgever zou een belangrijke grens overgaan wanneer er overheidstoezicht kan komen achter kerkmuren.

De VBSO volgt deze ontwikkeling dan ook op de voet (samen met de VGS). Waar nodig leggen we contacten met de overheid.

Mr. drs. J. (Jaco) van den Brink
Onderwijsadvocaat
Stel een vraag
Overzicht nieuws

Gerelateerd

30 januari 2025

Binnenkort Kamerdebat over sturing in het onderwijs

Hebben de schoolbesturen niet veel te veel macht? Moet er niet meer zeggenschap naar de schoolleiders en leraren, of juist naar de overheid, of allebei? Of moeten er meer verplichte samenwerkingsregio’s komen? In januari 2025 vond hierover een rondetafelgesprek voor de Tweede Kamercommissie OCW plaats, en op 12 februari staat het debat in deze commissie gepland over dit onderwerp.

Lees verder
28 januari 2025

Hoogleraren over toezicht op informeel onderwijs: onjuist en schadelijk middel

De overheid moet geen toezicht gaan houden op het informeel onderwijs. Dat deel van de samenleving moet zich in alle vrijheid en diversiteit kunnen blijven ontwikkelen. Dit was de gezamenlijke conclusie van vier hoogleraren tijdens het Rondetafelgesprek in de Tweede Kamer op 27 januari. De rode draad in hun bijdragen: radicalisering onder jongeren is een probleem dat benoemd moet worden. Maar een aanpak om dat te bestrijden moet gericht en gefocust zijn. Het wetsvoorstel om toezicht te introduceren op het informeel onderwijs is daarom geen goed middel. In plaats daarvan kan binnen het bestaande stelsel (van jeugdbescherming bijvoorbeeld) worden bezien hoe radicalisering bij jongeren kan worden bestreden.

Lees verder