Voor de rechtsstaat is het essentieel dat burgers een moreel ijkpunt hebben, een innerlijke drijfveer die hen motiveert om verantwoordelijkheid te nemen voor hun omgeving, voor het land en hun medeburgers.
Om de ontwikkeling van dat morele ijkpunt bij de nieuwe generatie te bevorderen – en zo bij te kunnen dragen aan de rechtsstaat – moet het onderwijsveld ruimte krijgen van de overheid. Bijvoorbeeld om burgerschapsvorming te kunnen geven gegrond op de Bijbel.
Dat betogen VGS en VBSO in de bijdrage die ze hebben geleverd aan de internetconsultatie van de Staatscommissie rechtsstaat.
Die is in 2023 begonnen aan een breed onderzoek naar mogelijke verbeteringen van de rechtsstaat in Nederland. Dat onderzoek richt zich vooral op de vraag hoe de relaties tussen wetgeving, bestuur, rechter én de burgers verbeterd kunnen en moeten worden.
Nu ligt de focus van het onderzoek van deze commissie niet bij grondrechten zoals onderwijsvrijheid, maar het staat er ook niet los van. Daarom hebben we als VGS en VBSO ervoor gekozen om ook deze gelegenheid te gebruiken om onze visie op belangrijke aspecten van de rechtsstaat voor het voetlicht te brengen. Onderstaand de integrale tekst zoals deze is ingediend, en ook openbaar te zien zal zijn als reactie op de vragen van de Staatscommissie.
Consultatiereactie namens VBSO en VGS
‘Denk opnieuw mee met de Staatscommissie rechtsstaat’
22 april 2024
Als profielorganisaties voor het reformatorisch christelijk onderwijs dragen we graag een steentje bij aan de gedachtevorming over de toekomstbestendigheid van de rechtsstaat.
Om de focus te leggen bij de voor het onderwijs meest relevante punten beperken we deze reactie tot de vragen 6, 7 en 8 (waarbij de reactie mede van belang zal zijn voor het geheel van het onderzoek door uw staatscommissie).
Risico voor de rechtsstaat is een overheid die het liefst zelf alle maatschappelijke problemen oplost. Nodig is een gedrevenheid in samenleving en politiek beide om samen problemen te lijf te gaan en om maatschappelijke nood te lenigen. Maar van politiek en overheid zijn de instrumenten altijd beperkt. Wettelijke maatregelen hebben altijd inherente risico’s op nieuwe (uitvoerings)problemen. Problemen als het lerarentekort, tegenvallende resultaten, sociale onveiligheid op scholen, roepen primair om wijsheid, betrokkenheid en inzet van schoolpersoneel, van gezinnen, van scholen en besturen. De overheid heeft een rol (en gezegd mag worden dat de politiek grote inzet toont), maar moet zich goed realiseren én goed communiceren dat die hoogstens beperkt kan zijn omdat “de overheid” nu eenmaal niet zelf voor de klas kan staan.[1]
Van groot belang hierbij is dat onderwijsveld én overheid én politiek zich realiseren dat voor de rechtsstaat essentieel is dat burgers een moreel ijkpunt hebben. Een drijfveer die intrinsiek motiveert om zelf je verantwoordelijkheid te nemen voor je omgeving, voor het land en medeburgers. Daarbij gaat het om geestelijke grootheden waarvoor opvoeding én onderwijs heel belangrijk zijn, maar die – ook voor het onderwijs – niet gemeten, getoetst, gecontroleerd of gehandhaafd kunnen worden. Ook van belang omdat de overheid in de rechtsstaat zich aan de grondrechten moet houden en niet het hele welzijn van de burgers kan waarborgen en aanbieden.[2]
Dat betekent dat het onderwijsveld – om betekenisvol bij te dragen aan de rechtsstaat – een basis van vrije ruimte moet hebben om de ontwikkeling van dat morele ijkpunt in maatschappelijke vrijheid te bevorderen. Dit als onmeetbare én onschatbare basis van burgerschapsvorming.[3]
Patroon van de laatste jaren is echter dat ministers en politici wedijveren om de meest daadkrachtige bewoordingen en voorstellen te vinden; de realistische verwachting hiervan is echter wellicht dat de maatschappelijke betrokkenen zich noodgedwongen richten op het formeel naleven van de nieuwe wettelijke verplichtingen en daarmee de nodige persoonlijke aandacht voor de betrokken leraren, kinderen en ouders in de verdrukking komt. Daarmee neemt de administratieve last toe en kantelt de aandacht van de leidinggevenden van betrokkenheid op de primaire doelgroep naar focus op verantwoording.[4]
Juist ook in het onderwijsbeleid is essentieel dat het overheidsbeleid de schoolbesturen helpt om zelf de goede stappen te organiseren op school. Dat betekent dat het beleid moet worden afgestemd op de hulp zoals schoolbesturen die kunnen gebruiken. En dat betekent inderdaad dat een goede betrokkenheid van die schoolbesturen bij de vormgeving van beleid nodig is. Dat vereist vertrouwen vanuit de overheid in die schoolbesturen en een serieuze omgang met hun inbreng.
Graag doen we dan ook de suggestie (zoals ook in de jaren 1990 wel gedaan is in de vorm van een zgn. ‘Schevenings beraad’) dat politiek en vertegenwoordigers van schoolbesturen én maatschappelijke organisaties elkaars nieren proeven, intenties uitwisselen en bespreken wat de meest effectieve manier is om samen de samenleving te dienen – het veld voorop.
Tot slot is inderdaad van belang dat het belang en de inhoud van de rechtsstaat bekend zijn. In het onderwijsveld, maar ook in de politiek. Dat vraagt van ons als schoolbesturen een sterk verantwoordelijkheidsbesef en gerichte inzet. Gelet op de bovenstaande gedachten vraagt dit van de wetgever (en dus van politieke partijen) een wijze afweging: waar kan en mag de overheid ingrijpen, en waar is dat niet correct? Om het concreet te maken: de levensbeschouwelijke identiteit van scholen is de basis voor hun onderwijs én essentieel voor de betrokken ouders en leraren – niet in het minst bij burgerschapsvorming. Daar kan de overheid dus geen ingrepen plegen. Waar het gaat om informeel onderwijs is dat zo ver in de haarvaten van de samenleving en zozeer verweven met opvoeding en religie, dat ook daar de overheid geen ingrepen kan plegen (tenzij dit specifiek ergens noodzakelijk zou zijn om de samenleving tegen geweld te beschermen).
Als reformatorische profielorganisaties in het onderwijs bieden we daarom graag onze inzet aan voor verdere gesprekken over het belang en de inhoud van de rechtsstaat, tussen onderwijsveld en politiek.
________________________________________________________________________________
[1] Zie bijvoorbeeld de oratie van prof. P.W.A. Huisman, Geregeld gedrag, UvT 15 september 2023.
[2] Zie bijvoorbeeld het advies van de Onderwijsraad, Grenzen stellen, ruimte laten, 5 oktober 2021, p. 20-23; mr.drs. J. van den Brink, ‘Basiswaarden als bindmiddel, niet als religie’, NJB 2022/528.
[3] Zie bijvoorbeeld de oratie van prof. G.D. Bertram-Troost, Menswording in een laag-vertrouwensamenleving, VU 18 februari 2022.
[4] Denk aan het wetsvoorstel ‘Uitbreiding bestuurlijk instrumentarium onderwijs’. Zie ook G. Leertouwer, ‘Vrijheid in het verdachtenbankje. Lessen van 1848 voor het onderwijsstelsel’, NTOR 2023 afl. 3.
Overzicht nieuws