Extra bevoegdheden minister voor ingrijpen op scholen: goed voorstel?

Het kabinet wil de bevoegdheden van de minister om in te kunnen grijpen bij onderwijsinstellingen, nog verder verruimen. Dit is op z'n minst discutabel, vindt de VBSO.

Op 30 mei 2022 werd bij de Tweede Kamer een nota van wijziging ingediend op het wetsvoorstel Uitbreiding bestuurlijk instrumentarium onderwijs. Het wetsvoorstel beoogt te voorzien in extra bevoegdheden voor de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om in te grijpen bij onderwijsinstellingen. De Nota van wijziging verruimt deze voorgestelde bevoegdheden verder.

Verruiming ondanks kritiek

Over het oorspronkelijke wetsvoorstel waren zowel het onderwijsveld (zie deze uitvoerige consultatiereactie) als de Raad van State al zeer kritisch. In dat licht is temeer verbazend dat het kabinet nu zelfs een verdere verruiming voorstelt.

Kort samengevat: de Nota van wijziging strekt ertoe dat de Minister bindende aanwijzingen kan geven aan een onderwijsinstellingen bij onder meer een (incidentele) overtreding van de burgerschapsopdracht of de veiligheid, met (dreigende) ernstige schade aan leerlingen of ernstige aantasting van basiswaarden. En dat er ook een spoedaanwijzing voor maximaal één jaar kan worden gegeven bij en redelijk vermoeden van een overtreding.

Verstrekkende ingrepen

Het wetsvoorstel in zijn nu gewijzigde vorm biedt een erg ruim omschreven mogelijkheid voor de minister om verstrekkende ingrepen te doen binnen onderwijsinstellingen. Wat ons als VBSO betreft is dit rechtsstatelijk op zijn minst heel discutabel. Vooral omdat het ook gekoppeld is aan moreel geladen en wettelijk vaag vastgelegde verplichtingen als de burgerschapsopdracht en veiligheid. Dat vereist dat ingrijpende bevoegdheden uitsluitend met behoedzaamheid, zorgvuldigheid en respect voor de identiteit van de instelling kunnen worden ingezet. Belangrijke waarborgen hiervoor wordt met dit wetsvoorstel echter juist weggenomen. Dit terwijl niet of nauwelijks concreet kan worden gemaakt voor welke ernstige misstanden deze verstrekkende bevoegdheden nodig zijn.’

Mr. drs. J. (Jaco) van den Brink

Onderwijsadvocaat

Stel een vraag