Het geven van onderwijs is vrij.
Artikel 23 Grondwet, lid 2.
Iedere school – van openbaar tot bijzonder – heeft een bepaald wereld- en mensbeeld, gegrond op uiteenlopende inspiratiebronnen. Die kijk op het leven bepaalt bijvoorbeeld wat je kindbeeld is als onderwijzer, welke waarden je wilt overdragen en hoe je waarden als naastenliefde en respect inhoud geeft.
De onlosmakelijke koppeling tussen religieuze of levensbeschouwelijke grondslag, onderwijs en opvoeding wordt door de hedendaagse trends alleen maar versterkt. Denk aan de toegenomen pluriformiteit in onze samenleving en aan de vernieuwde burgerschapsopdracht, waarbij de scholen ‘respect voor basiswaarden’ moeten bijbrengen.
Die koppeling maakt duidelijk hoe belangrijk het is dat ons stelsel een gevarieerd scholenpalet mogelijk maakt. Als onderdeel van de ‘civil society’ (of het maatschappelijk middenveld) zijn scholen geen verlengstuk van de staat, maar hebben ze een eigen verantwoordelijkheid om waarden en normen over te dragen op de jongere generatie. Niet de overheid, maar de ouders van leerlingen bepalen welke ‘kleur’ onderwijs ze voor hun kind(eren) wensen. Op die manier kan worden gewaarborgd dat het onderwijs op school aansluit bij de opvoeding in het gezin.
Maar ook voor de democratische rechtsstaat is het hard nodig dat de ‘civil society’ actief blijft. Dat er dus een goed gefaciliteerde vrijheid is om schoolgemeenschappen rond levensvisies te hebben, met onafhankelijke reflectie op staat en samenleving. Ruimte bieden aan minderheden en hun opvattingen in het publieke domein draagt bij aan een vitale democratie waarin iedereen kan meedoen en dus betrokken is.
Verder lezen:
- Bertram-Troost, G.D. ‘Vrijheid van onderwijs: essentieel voor vorming van kinderen en jongeren’, wij-leren.nl d.d. 11 oktober 2021.
- Van den Brink, J. ‘Wat is het belang van identiteit in het Nederlands onderwijsrecht?’, School&Wet 2022-1.
- Van den Brink, J. Geef scholen de ruimte voor een eigen identiteit, Trouw 23 oktober 2023.
Wij helpen u graag!

