Tom is schoolleider van een middelgrote school en voert zelf alle functioneringsgesprekken met zijn teamleden. Dit, naast de wandelgangengesprekjes die hij ook belangrijk vindt. Albert bestuurt een grote school en heeft alle functioneringsgesprekken gedelegeerd aan zijn teamleiders. Hij gebruikt hiervoor een standaard formulier met gespreksvragen. Teamleider Willem daarentegen heeft niet zoveel met formuliertjes en voert functioneringsgesprekken wandelend of laat de gesprekken tekenen.

Drie fictieve situaties. De praktijk rond het voeren van het goede gesprek kan per school verschillend zijn. Van een informele werkwijze tot een formele werkwijze, en alles wat daar tussenin zit.

Een volledig informele werkwijze kan ontaarden in gezellige gesprekken, die vervolgens weinig zeggingskracht hebben voor het persoonlijk handelen in de dagelijkse praktijk. Dan is ‘alles zo’n beetje goed’ omdat de sfeer belangrijker wordt dan de professionele ontwikkeling. Professionals hebben echter stimulans nodig, iemand die hen uitnodigt een volgende stap te zetten en in voorkomende  gevallen  dit ook eist.

Een volledig formeel gesprek kan, op haar beurt, via een gespreksformulier keurig gevoerd worden, met een gelikt verslag in het personeelsdossier als resultaat. Maar dat eveneens  weinig effect heeft in de dagelijkse praktijk. ‘We hebben het weer gehad’ kan je dan horen bij de koffieautomaat.

Het ‘goede gesprek’ bevindt zich ergens op de lijn tussen een informele en formele werkwijze. Waar op de lijn u zich bevindt kan per schoolsituatie verschillend zijn. Er zou veel te zeggen zijn over hoe het ‘goede gesprek’ eruit ziet, dat voert voor nu echter te ver.

Drie belangrijke ijkpunten waaraan u uw werkwijze kunt spiegelen:  

  1. Voorkom dat het een gesprek een afvinklijstje wordt. Een goed gesprek besteedt aandacht aan wie de ander is als persoon (persoonlijke beroepsidentiteit) en hoe dit doorwerkt in zijn/haar werk in de klas of in de school en vice versa.
  2. Pas op voor een te hoog ‘oude-jongens-krentenbrood’ gehalte. Zorg ervoor dat het gesprek ingezet kan worden als handvat om verbeterpunten in het persoonlijk functioneren bespreekbaar te maken én vast te leggen. Op basis van een legitieme werkwijze en met goede onderbouwing.
  3. Zorg ervoor dat een gesprek niet alle kanten opschiet. Ga na of u op basis van alle gesprekken een vlootschouw kunt maken: hoe staat het er met de competenties van mijn team voor ten opzichte van de organisatiedoelen die we nastreven?

Verdienen een of meerdere ijkpunten aanscherping? De inzet van het beroepsprofiel van de christelijke leraar kan hierbij een praktisch en krachtig hulpmiddel zijn.

Een aantal voorbeelden:

U wilt EDI een stevige plaats geven bij de hoofdvakken. Een onderwijzer worstelt hier echter mee in de lessen (ik-doe-cirkel uit het beroepsprofiel). Het is dan interessant om gezamenlijk te verkennen welke (aanvullende) kennis deze collega nodig heeft (ik-denk-cirkel). En wellicht nog belangrijker: welke overtuiging heeft deze onderwijzer ten opzichte van EDI? (ik-ben-cirkel). Dat werkt namelijk door in denken en doen. Zo ‘beweegt’ u met de onderwijzer ‘van buiten naar binnen’ en ‘van binnen naar buiten’. Gesprekken krijgen hierdoor meer diepgang.

Een tweede voorbeeld: u ontwikkelt de laatste jaren steeds meer twijfels bij het persoonlijk functioneren van een onderwijzer. Hoe gaat u dit bespreken en goed onderbouwen zonder dat u daarbij alleen afgaat op uw onderbuikgevoel?  Het beroepsprofiel biedt hiervoor goede mogelijkheden. Door structureel het persoonlijk functioneren te koppelen aan beroepscompetenties kunt u observaties objectiveren. En bouwt u op transparantie wijze een dossier op over de afspraken met betrekking tot verwachte persoonlijke ontwikkeling en de voortgang daarvan. Juist om deze reden pleiten we ervoor om hier niet pas mee te starten als verbetering noodzakelijk is, maar dit in te bedden in de reguliere werkwijze rond het bespreken van persoonlijke beroepsontwikkeling.

De voordelen van het beroepsprofiel voor uw schoolpraktijk:

  • het visualiseert de onderwijzer als gehele persoon: zijn, voelen, denken en willen is een eenheid.
  • het is gebaseerd op beroepscompetenties die voortkomen uit de kennisbases voor leerkrachten in het primair onderwijs. Daarmee heeft u de mogelijkheid om persoonlijk functioneren te spiegelen aan wettelijke vereisten wat met name zinvol is als er sprake is van (sluimerend) disfunctioneren.
  • wanneer persoonlijke ontwikkelpunten gekoppeld worden aan beroepscompetenties biedt dit handvatten om zicht te krijgen en te houden waar het team als geheel zich bevindt in de ontwikkelingsreis in relatie tot de schooldoelen.

Natuurlijk ontstaat met het beroepsprofiel in de hand niet als vanzelf ook het ‘goede gesprek’! Hier is meer voor nodig. Het kan wél een bijdrage leveren aan goede gesprekken die bijdragen van de persoonlijke beroepsontwikkeling van de vakman of -vrouw en daarmee aan de schoolontwikkeling als geheel zonder dat het een keurslijf wordt.

Wilt u erover doorpraten wat de mogelijkheden zijn voor uw school? Neem gerust contact op.

Mevr. H.J. (Heidi) den Ouden
Onderwijsadviseur KOC
hjdenouden@koc.nu

Wij helpen u graag!

Vertel ons meer...
H.J. (Heidi) den Ouden M SEN Adviseur Onderwijs / Coördinator KOC Advies