Onderzoek: zijn alle herstelopdrachten rechtmatig?

12 september 2024
De herstelopdracht van de Inspectie van het Onderwijs heeft in veel gevallen onvoldoende juridische grond. De Onderwijsinspectie geeft herstelopdrachten op basis van normen die het wettelijke kader overschrijden. In het achterliggende half jaar heeft Prof. dr. mr. Renée van Schoonhoven (hoogleraar onderwijsrecht aan de VU) onderzoek gedaan naar het fenomeen ‘herstelopdracht’ als onderdeel van het inspectietoezicht. Specifiek richtte haar onderzoek zich op de vraag: ‘Is het verstrekken van herstelopdrachten aan scholen en schoolbesturen in het funderend onderwijs, zoals deze in 2023 op de belangrijkste thema’s zijn afgegeven, te kwalificeren als rechtmatig?’

Onderzoek en rechtmatigheid
Het onderzoek is uitgevoerd op basis van een steekproef van 85 inspectierapporten, zowel in het PO als VO. Daarbij kwamen herstelopdrachten op drie thema’s opvallend vaak naar voren: Het ononderbroken ontwikkelproces, het kwaliteitszorgsysteem en de burgerschapsopdracht.

Volgens Van Schoonhoven is een herstelopdracht alleen rechtmatig als er sprake is van het niet naleven van een wettelijk vastgelegde norm (i.c. deugdelijkheidseis).
Van Schoonhoven concludeert dat er in de praktijk herstelopdrachten gegeven worden die geen (of te weinig) juridische basis kennen. De herstelopdracht wordt dan gegeven op basis van de gedachte dat het (veel) beter kan op de school. Van Schoonhoven geeft aan dat deze gedachte in veel gevallen niet onterecht is, maar dat dit nooit een reden kan zijn tot een herstelopdracht. De herstelopdracht kan namelijk alleen gegeven worden onder de toezichthoudende taak van de onderwijsinspectie en niet onder de stimulerende taak van de onderwijsinspectie.

Het onderzoek diskwalificeert de herstelopdracht volgens Van Schoonhoven niet, omdat er wel degelijk situaties zijn waarin een herstelopdracht rechtmatig is. Wel pleit van Schoonhoven voor een verdere doordenking van het inspectietoezicht in het onderwijs. Daarbij dient ook de juridische houdbaarheid van de herstelopdracht te worden geëvalueerd.

VGS en VBSO danken prof. Van Schoonhoven voor haar relevante en gedegen onderzoek. “Om draagvlak voor het werk van de inspectie te behouden, is het essentieel dat die externe toezichthouder voorspelbaar, dienstbaar en wettelijk te werk gaat”, meent VGS-bestuurder Jan-Willem de Leeuw. “Het gebruik van een zwaarwegend instrument als de herstelopdracht moet dan ook boven elke twijfel verheven zijn – en steeds een stevige juridisch houdbare grondslag hebben.”

De inspectie moet wegblijven bij de verleiding om de herstelopdracht in te zetten als verkapt stimuleringsmiddel, vult VBSO-bestuurder Arno Bronkhorst aan.  “Wij roepen de leden van onze organisaties daarom op om zich bij ons te melden zodra ze vermoeden dat een herstelopdracht voor hun school een deugdelijke basis mist.”

De Leeuw en Bronkhorst juichen het toe dat Van Schoonhoven vervolgonderzoek heeft aangekondigd, zeker omdat momenteel de deugdelijkheidseisen worden geactualiseerd en met het oog op de herziening van onderzoekskaders van de inspectie in 2027.

In vervolgonderzoek zal dieper ingegaan worden op de (juiste) inzet en grondslag van de herstelopdracht. We houden u op de hoogte!

A.R. (Arno) Bronkhorst MME
Bestuurder
Stel een vraag
Overzicht nieuws

Gerelateerd

30 januari 2025

Binnenkort Kamerdebat over sturing in het onderwijs

Hebben de schoolbesturen niet veel te veel macht? Moet er niet meer zeggenschap naar de schoolleiders en leraren, of juist naar de overheid, of allebei? Of moeten er meer verplichte samenwerkingsregio’s komen? In januari 2025 vond hierover een rondetafelgesprek voor de Tweede Kamercommissie OCW plaats, en op 12 februari staat het debat in deze commissie gepland over dit onderwerp.

Lees verder
28 januari 2025

Hoogleraren over toezicht op informeel onderwijs: onjuist en schadelijk middel

De overheid moet geen toezicht gaan houden op het informeel onderwijs. Dat deel van de samenleving moet zich in alle vrijheid en diversiteit kunnen blijven ontwikkelen. Dit was de gezamenlijke conclusie van vier hoogleraren tijdens het Rondetafelgesprek in de Tweede Kamer op 27 januari. De rode draad in hun bijdragen: radicalisering onder jongeren is een probleem dat benoemd moet worden. Maar een aanpak om dat te bestrijden moet gericht en gefocust zijn. Het wetsvoorstel om toezicht te introduceren op het informeel onderwijs is daarom geen goed middel. In plaats daarvan kan binnen het bestaande stelsel (van jeugdbescherming bijvoorbeeld) worden bezien hoe radicalisering bij jongeren kan worden bestreden.

Lees verder