In een recent artikel wezen we op de juridische problematiek rondom sommige herstelopdrachten van de Onderwijsinspectie. Uit het onderzoek van prof. dr. mr. Van Schoonhoven bleek dat veel herstelopdrachten die aan scholen en besturen worden opgelegd, niet altijd een stevige juridische basis hebben: dat mag namelijk juridisch alleen als op school een wettelijke plicht niet wordt nageleefd. Dit artikel roept de vraag op: hoe kunnen schoolbesturen reageren op een herstelopdracht? We geven een viertal tips.
De Onderwijsinspectie heeft een wettelijke opdracht om toezicht te houden op de kwaliteit van het onderwijs. Het geven van een herstelopdracht kan daarbij een rechtmatig instrument zijn. In veel gevallen kunnen scholen hun voordeel doen met datgene wat de inspectie aanreikt. Doorgaans legt de Inspectie wel de vinger op een zwakke plek; wat Van Schoonhoven aangeeft, is dat er juridisch gezien nog niet automatisch een grondslag voor een herstelopdracht is. Reflecteer daarom altijd kritisch op het punt dat in de herstelopdracht aan de orde wordt gesteld. Wat kunnen we als school beter doen? Waarom hebben we de dingen gedaan zoals ze gedaan zijn?
Bij herstelopdrachten wordt als het goed is altijd het wetsartikel genoemd waarvan de Inspectie denkt dat daaraan niet voldaan is. In sommige gevallen gaat het dan om een zogenaamde “zorgplicht”, bijvoorbeeld de zorgplicht voor een ononderbroken ontwikkelingsproces. Als er een herstelopdracht afgegeven wordt op een zorgplicht is het van belang om na te gaan of de Inspectie ‘verwerkt’ heeft wat er op school voor die zorgplicht wél gebeurt is. Stel daarna aan de Inspectie de vraag of de wettelijke zorgplicht daarmee niet is nageleefd. En daarbij de vraag: wanneer is de zorgplicht wél nageleefd? Bij burgerschap gaat het meestal om het vereiste van “samenhangend en doelgericht”; ook daarvan kan gevraagd worden of de Inspectie de eventueel wel aanwezige samenhang en resultaten voldoende gezien heeft.
Uit het onderzoek van Van Schoonhoven bleek ook dat schoolbesturen de ruimte voor een zienswijze vanuit het bestuur niet altijd gebruiken. Sommige schoolbesturen geven aan dat ze de relatie met de inspectie niet onder druk willen zetten en daarom geen ‘negatieve’ ervaring willen beschrijven. Maak als schoolbestuur echter altijd gebruik van de mogelijkheid om te reageren. Geef daarbij eerlijk aan hoe het inspectiebezoek ervaren is en wat het bestuur met de herstelopdrachten gaat doen. Probeer daarbij ook te benoemen op welke onderdelen het inspectiebezoek als positief ervaren is. De zienswijzen zijn voor de inspectie waardevol in het reflecteren op het toezichthouden. Daarnaast helpen ze anderen in het onderzoek naar het functioneren van het inspectietoezicht.
Als een inspectiebezoek resulteert in herstelopdrachten waarbij u twijfelt over de rechtmatigheid dan kunt u altijd een expert vragen om mee te kijken. Dit kan bijvoorbeeld een collega-bestuurder van een andere organisatie zijn. Daarmee is de herstelopdracht wellicht niet verdwenen, maar kan de herstelopdracht wel in perspectief geplaatst worden.
Daarnaast kan een expert vanuit VGS/VBSO gevraagd worden om mee te kijken, bijvoorbeeld om af te wegen of en hoe u een gesprek hierover aangaat met de inspectie.
Op de hoogte blijven
VGS/VBSO zitten ook periodiek aan tafel met de Onderwijsinspectie (het Ringenoverleg) en leveren ook inhoudelijke aandachtspunten voor de herziening van de Onderzoekskaders tegen 2027. Graag blijven we daarom op de hoogte van de uitwerking van het toezicht in de praktijk.