De VBSO en VGS hebben een consultatiereactie ingediend op het Wetsvoorstel Versterking positie ouders en leerlingen in Passend onderwijs.
Het beste voor onze kinderen, zoveel mogelijk een passende plek en passende begeleiding voor de verschillende behoeften: dat is waar onze scholen en hun medewerkers zich graag voor inspannen. Daarbij hoort ook dat het groepsproces als geheel belangrijk blijft op school, en dat kinderen ook leren om zich te voegen naar het collectief. Onze scholen doen dat samen met samenwerkingsverband Berséba, en steeds in overleg met de ouders van het kind.
Het is daarbij de verantwoordelijkheid van school om uiteindelijk de keuzes te maken. Eveneens ligt er een verantwoordelijkheid om daar ook de ouders bij te betrekken, hun inzichten en wensen mee te nemen. En afhankelijk van de leeftijd en de aard van het kind, is het in veel gevallen ook zinvol om het kind te betrekken bij de voornemens.
Dit wetsvoorstel beoogt onder meer te voorzien in:
Goede informatie voor ouders, en het betrekken van het kind bij het plan voor hem of haar, zijn belangrijke aandachtspunten voor onze scholen.
Het onderwijs, en zeker de ondersteuning aan kinderen en de relatie met ouders, vereist vooral professioneel-pedagogische afwegingen. Wettelijke rechten en plichten bereiken lang niet altijd hun doel omdat het vooral gaat om de goede pedagogische opstelling en de vertrouwensbasis tussen school en ouders. Wettelijke voorschriften kunnen dan evenzeer belemmerend werken en daarom is op dit terrein terughoudendheid van belang. Stimulerend beleid voor professionalisering en bewustwording lijkt wel zinvol.
Of het daarom ook zinvol is om deze maatregelen wettelijk universeel voor te schrijven, is voor ons echter zeer de vraag. Het wetsvoorstel lijkt nog steeds uit te gaan van het ideaalplaatje van passend onderwijs uit 2014, waarbij verschillende scholen verschillende ondersteuningsmogelijkheden bieden waardoor het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband een routekaart voor ouders en kinderen is naar school met het best passende aanbod. De ervaring heeft geleerd dat dit slechts heel beperkt werkt in de praktijk doordat maar weinig reguliere scholen zich met specifieke expertises profileren. Eerder gaat het zo dat scholen hun aanbod met hulp van samenwerkingsverbanden steeds flexibel afstemmen op de behoeften van de leerlingpopulatie van dat moment. Door meer informatie en een oudersteunpunt zal dit vermoedelijk niet veranderen.
Daarnaast lijkt het wetsvoorstel uit te gaan van een potentieel niet-gelijkwaardige positie van ouders doordat zij hun rechten en plichten niet goed weten. Dat komt voor, maar het is ook goed om te zien dat in veruit de meeste gevallen de vertrouwensrelatie zodanig is dat ouders van school de juiste informatie krijgen, en dat er gelijkwaardig en constructief wordt overlegd.
Waar het nodig is om dit verder te verbeteren, kan worden gedacht aan professionalisering, bewustwording bij scholen en hun medewerkers: daar hebben scholen en ouders baat bij. een goede cultuur en houding op school is bij leerlingondersteuning uiteindelijk belangrijker dan veel structurele kaders. Beleid om dit te stimuleren sluit aan bij de eigen verantwoordelijkheid van scholen en de ruimte die zij nodig hebben om voor de eigen situatie te doen wat tot verbetering leidt.
In veel gevallen is het goed om de leerling te betrekken, en bewustwording bij scholen hiervoor is eveneens goed. Maar een universele maatregel hiervoor schiet aan zijn doel voorbij doordat het lang niet altijd zinvol is – zeker niet in het basisonderwijs – en het wel een extra voorschrift is dat tijd vraagt van de medewerkers. Er is ook geen minimumleeftijd in het voorstel opgenomen, zodat de bedoeling lijkt te zijn dat ook kleuters hierover worden gehoord en voor hen wordt opgeschreven wat er met hun inbreng gedaan is.
Het is goed om te stimuleren dat samenwerkingsverbanden benaderbaar zijn voor ouders met vragen. Maar nog beter zou het zijn als ouders hun vragen steeds bij de eigen school kwijt kunnen en dat die (eventueel met hulp van het samenwerkingsverband) daar de juiste antwoorden op geven. Vertrouwen tussen school en ouders is immers toch hoe dan ook nodig; steunpunten dragen daar vermoedelijk weinig aan bij. In veruit de meeste gevallen is dat vertrouwen er gelukkig en dan lijkt een steunpunt niet nodig. Of het steunpunt in de praktijk meerwaarde zal hebben, is voor ons de vraag en zou nadere onderbouwing vergen.
Het verwisselen van het SOP met een verplichte paragraaf ‘ondersteuningsmogelijkheden’ in de schoolgids is wat ons betreft duidelijk een vooruitgang. Dat element in het voorstel juichen we toe.
Ook heeft het onze instemming dat hierbij het adviesrecht voor medezeggenschapsraden blijft gelden. Het formuleren van ondersteuningsmogelijkheden vereist onderwijskundige expertise die primair bij het bevoegd gezag aanwezig is.
Overzicht nieuws